Evenementen, Lifestyle, Racefiets, Sportvoeding
Hier staan we dan. Bijna een week geleden vertrokken. Heel Nederland door gereden om op tijd bij de boot te zijn, vervolgens drie dagen door Engeland gereden, waarna we op vrijdagavond het tentje – dat we al de hele tijd mee namen – hebben opgezet, een welverdiende rustdag op het festivalterrein gehad, waarna we om vijf uur zijn opgestaan en allemaal zodat we om 6 uur bij de start kunnen staan.
Ik kijk even om me heen. We zijn de enige van de groep die met spatborden en bagagedragers hieraan beginnen en de rest van de groep ziet eruit alsof ze een stuk beter getraind zijn. Het enige wat we gemeen hebben is dat we allemaal rijden op fietsen van vóór 1987 en vandaag nog 100 mijl te gaan hebben door het meest heuvelachtige gebied van Engeland met maar 6 bruikbare versnellingen. Ik denk nog even goed na. Waarom begin ik hier ook alweer aan? Maar veel tijd is er niet. De eerste stempel staat al op de kaart, het openingsvoertuig (de Volvo 140 die ook al regelmatig voor Eddy Merckx heeft gereden) staat klaar en de Britse vlag gaat de lucht in. We zijn begonnen aan onze eerste Eroica tocht.
Voor de mensen die niet wisten: ik heb samen met een fietsmaatje van mij de tocht van de tweede editie van Eroica Britannia gereden. Dit is een festival wat draait om alles wat vintage is en dan fietsen specifiek. Op de laatste dag van het festival is er een massale fietstocht waar zo’n 4000 fietsers aan mee doen. De enige eis die ze stellen is dat je fiets van vóór 1987 moet zijn. Er zijn drie verschillende routes uit gezet: 30 mijl (48 kilometer), 55 mijl (88 kilometer) en 100 mijl (160 kilometer). Wij hebben ons ingeschreven voor de 100 mijl.
We rijden het eerste stuk langs Bakewell, het dorpje waar we zijn begonnen. Na het eerste stuk over de grote weg moet het openingsvoertuig afhaken. Wij slaan rechtsaf en gaan onder de weg door. Het is de zogenaamde Monsal Trail, een voormalige spoorlijn die is omgebouwd naar fietspad. Dit stuk is nog vlak doordat er overal tunnels en bruggen zijn, maar we worden wel voorbereid op wat er komen gaat. We zien het uitzicht van Peak District. Dit kan nog wel eens zwaar gaan worden.
Niet lang daarna wordt mijn vermoeden werkelijkheid. We gaan van het fietspad af de weg weer op. Er staan langs de kant al een aantal waarschuwingsbordjes en mensen die ons waarschuwen voor de afdaling, maar ondanks de waarschuwingen verraste de haakse bocht onderaan me toch even. Op het laatste moment nog even vol in de remmen om daarna vanuit bijna stilstand weer omhoog te klimmen. Bovenaan de berg komen we een dorpje in, waar we de eerste pauze hebben. We worden onthaald door een typisch Engelse man die ons stempelboekje weer een stukje vult terwijl hij steeds tegen iedereen roept: “Welcome to Tideswell.”
Na een broodje bacon en een kopje thee (we zijn tenslotte nog steeds in Engeland) stappen we weer op de fiets. We rijden verder over redelijk vlakke stukken in Peak District. Er zitten zo nu en dan wat korte klimmetjes in, maar ik zeg tegen mijn fietsmaatje dat als het zo door gaat, het helemaal niet zwaar gaat worden. Niet veel later zien we bordjes die mijn optimisme in een keer ongedaan maken. We gaan klimmen. En niet zo’n beetje ook niet. Op een enkeling na moeten we allemaal afstappen en tot aan de top lopen.
Aan de andere kant van de berg slaat het weer ineens om. Het begint hard te waaien en daarbij ook een beetje te regenen. Met de wind op kop fietsen we verder over de top. Iedereen heeft ondertussen wel een groepje gevonden waar hij bij aansluit om wat minder last te hebben van de wind. Zo nu en dan komt er een groepje langs en moet je kiezen, kan ik wat sneller mee of niet. Mijn fietsmaatje had blijkbaar soms een iets andere keuze, want die ben ik ondertussen kwijt. Ondertussen gaat het ook steeds harder omdat we naar beneden gaan. Ik besluit mijn groepje te laten gaan. Het gaat mij momenteel te hard. Op een gegeven moment komt er iemand langs die een mooie snelheid heeft naar mijn mening. Ik begin te volgen, maar doordat ik al gauw in de slipstream zit ben ik daar ook zo weer voorbij. Eenmaal beneden aangekomen wordt het weer een stuk beter en rijden we weer zonder regen verder.
Eenmaal bij de eerstvolgende klim aangekomen zie ik dat mijn fietsmaatje niet ver achter me zit en we gaan samen door naar de cooms reservoirs. Hier zijn alle fietsers door de plaatselijke zeilclub uitgenodigd om wat te eten en te drinken. We kijken even op de kaart en zien dat we zo nog een heel stuk moeten gaan klimmen. Wanneer we weer op de fiets stappen verdwijnt mijn fietsmaatje – die toch echt een stuk betere klimmer is – langzaam uit het zicht. Ik klim rustig in mijn eentje verder door het landschap. Ondertussen begin ik me steeds meer te irriteren aan het geluid dat tussen mijn wielen vandaan komt. Ik had graag gehad dat ik mijn kettingolie mee had genomen. De laatste nachten van buiten staan heeft de ketting niet veel goeds gedaan. Gelukkig ben ik bijna boven en kan ik gaan afdalen. Want – als ik de uitspraak die ik vaak heb gehoord die week er even bij pak – “what goes up, has to come down.” Het geluk zit me mee, want bijna aan het eind van deze afdaling zie ik mijn fietsmaatje staan en jawel, een mobiele fietsenmaker. Ik doe weer wat verse olie op de ketting en we rijden samen door in de richting van het volgende plaatsje. Onderweg merken we op dat het steeds drukker begint te worden. Misschien is dit het stuk waar de 55 mijl er bij komt?
In het volgende plaatsje wordt mijn vraag beantwoord. We rijden een dorpje in en worden naar de volgende stop geleid. We komen aan in een gezellig dorpje waar we worden opgewacht door een band en een zee aan fietsen. Hier nemen we even de tijd voor een uitgebreide lunch die ons wordt aangeboden en halen we de volgende stempel. Als we weer vertrekken zien we dat inderdaad de 55 mijl route een stukje mee rijdt. Het verschil in type fiets, conditie van de persoon op de fiets en de kruissnelheid is duidelijk merkbaar. Eenmaal op een smal paadje beginnen we ons langzaam maar zeker beginnen te irriteren aan de langzame rijders op ons pad. Langzaam maar zeker maken we weer een groepje. Ik ben de enige met een echt Nederlandse bel (eentje die je van veraf aan hoort komen) en ga daarom op kop rijden. Iedereen gaat netjes opzij, waardoor we een mooie snelheid kunnen behouden. Veel sneller dan verwacht komen we alweer aan bij de volgende stop. In ons groepje worden er even vragen bij gesteld, maar er is ondertussen toch echt al weer bijna 20 kilometer voorbij. “This is the first time that I gain weight during a bike ride”, grapt iemand.
Zonder ons groepje vertrekken we weer naar boven toe. Bij de tweede klim sluiten we aan bij een ander groepje, waar ik halverwege de klim besluit af te haken. Mijn benen hebben er op dat moment minder zin in dan dat ik dat heb. “Ik sluit wel aan bij het volgende groepje”, dacht ik. Het enige probleem was alleen dat er maar geen ander groepje kwam en ik voor de komende 20 kilometer alleen zou rijden. Alleen tegen de wind in buffelen zag ik niet zo zitten, maar zo nu en dan werd ik even mentaal ondersteund door mensen die ik onderweg tegenkwam en ook alleen reden. Ondertussen begon ik plaatsnamen te herkennen van plaatsen waar we eerder deze week – nog mét bepakking – langs zijn gereden. Ik wist dus dat we al een heel eind waren en dat het niet veel verder meer kon zijn. De volgende rustplaats was ook niet ver meer. Na weer een stuk onverhard gereden te hebben over – wederom – een plek waar ooit een spoorrails lag, kwam ik aan op de volgende rustplaats.
Bij het vertrekken werd ik even opgehouden door een aantal lokale mensen die de hele rit geweldig vonden om te zien. Helemaal toen ze hoorde dat ik vanuit Nederland die kant op was komen fietsen om mee te doen. Met de energie die me dat gaf en de kennis dat we al ver waren sloot ik me aan bij het volgende groepje, waarmee ik de volgende heuvel beklom. 10 mijl later kwam de klim tot zijn einde, waarna een lang vlak stuk en een snelle afdaling volgde. Het leek alsof ik hier de enige was die probeerde de temperatuur van zijn remblokken laag te houden. Ik begon verbrand rubber te ruiken en wist zeker dat het niet van míjn remmen af kwam. Gelukkig is iedereen uiteindelijk zonder kleerscheuren naar beneden gekomen waar we weer bij de volgende stop aan kwamen.
Deze stop was even iets anders dan alle anderen. We hadden hier nog maar 6 mijl (10 kilometer) en 1 heuvel te gaan. Daarnaast was de stop gelegen bij een kasteel, wat het uitzicht prachtig maakte. Weer gegeten en gedronken begonnen we met frisse moed aan de laatste klim. Ondertussen begonnen alle kilometers van eerder vandaag behoorlijk op te tellen, maar ik werd wederom perfect ondersteund door mijn mede fietsers. Ik hoorde op een gegeven moment iemand naast me rijden: “Ah it’s my favorite Dutch guy, come on! You can do it!”
Aangekomen op de top wist ik het. Vanaf hier had ik alleen nog een setje goede remmen nodig om de rit af te maken. Ik reed terug door Bakewell het festivalterrein op. Aan de kant van de weg zaten mensen de fietsers op te wachten en iedereen werd met geklap weer welkom geheten. Bij de finish was het stempelboekje helemaal compleet. Daarna op de foto en lekker genieten van een welverdient biertje.
Ik heb me de goed vermaakt, met veel mensen gesproken en daarbij ook nog goed gegeten. Zoals het er nu naar uit ziet ben ik er volgend jaar weer bij.
Geschreven door Cas van Raan.
– Iemand met een uit de hand gelopen hobby.
Thuisgekomen ben ik toch even gaan zoeken naar de verschillende media van dit jaar:
Filmpje van iemand die ook de 100 mijl heeft gereden. Als je goed zoekt kom ik er ook nog twee keer in voor (Peugeot shirt met heel veel kleuren, roze fiets en blauwe helm):
Youtube
De route:
Ride with gps
Foto’s:
Deel 1
Facebook:
Hier
2015, Eroica Britannia, race, tour, vintage
Comments RSS Feed